Waarom ik schrijf
Omdat ik op een of andere manier altijd moeite heb met in één keer zeggen wat ik bedoel.
Want ik ontspoor en alles gebeurt altijd tegelijk. Als ik schrijf, is er tijd en dan kan ik ordenen en aanpassen tot de woorden de volgorde hebben die ze horen te hebben. Dan kan ik een grap maken of nog beter, mensen laten knikken met een glimlachende ‘hm’.
Ik begon als kind met schrijven, omdat ik fantasie over had, denk ik. Gesprekken tussen figuren in mijn hoofd die anderen niet zouden begrijpen. Ik hield van daarom van typen op het klik-klak-toetsenbord van de suizende Dell op zolder. Ik hield van mijn personages en van hun avonturen. Dappere meisjes die de held mochten zijn, die gemene jongens de baas waren en het respect wonnen van de leuke. Die niet gaven niet om hun uiterlijk, zonder dat ze dan lelijk waren. Ze hadden dan weinig vrienden, maar dat maakten ze niet raar of stom. Achteraf gezien schemert er fel een binnenwereld door vol verlangens en dagelijkse obstakels, maar in mijn fantasiewereld werd ik niet op dit verband gewezen. Dat maakte het ook zo’n heerlijke uitweg. En, als ik niet in een keer kon zeggen wat ik bedoelde, was dat niet erg, ik was toch de enige en ik had de tijd. De rest kon wel even wachten.
Ik bleef schrijven, omdat ik niet meer zonder die uitweg wilde. Ik bleef moeite hebben met zeggen wat ik bedoel. Ook toen ik naar de middelbare school ging, werd ik niet minder raar. Ik bleef raar. Ik bleef mezelf. Maar dat betekende dat ik er vaak aan twijfelde of die zelf de moeite waard was. Mijn ouders hebben me altijd heel veel lof gegeven over dat ik schreef. Het schrijven bood me dat ik iets had waar ik goed in was. Het hief die twijfel af en toe op. Of ik nou wel of niet de moeite waard was, het schrijven was dat hoe dan ook wel.
Als ik klaar was met de middelbare school, wilde ik naar de schrijfopleiding in Utrecht, omdat ik schrijver wilde zijn. Ik deed auditie en tot mijn ouders en mijn grote vreugd werd ik toegelaten. Vroeger was het mijn uitweg, en nu was het mijn toegang tot een leerschool, een netwerk, een toekomstige carrière. Ik ontmoette andere schrijvers en maakte vrienden en zij bleken mensen heel vaak te begrijpen wat ik bedoelde.
Schrijven kreeg een andere rol in mijn leven. Ooit was het een hobby. Nu waren er opdrachten en deadlines en tussen de regels door, onder het mom dat er geen goed of fout bestond, bestond er een goed en een fout, was het diepzinnig of oppervlakkig, betekenisvol of slechts vermakelijk. Iets wat ik ooit deed op gevoel, werd uit elkaar getrokken en ontleed en uit alles bleek iets en we zaten de hele dag binnen erover te praten en ik bevond me in een soort bubbel waarin het sommige dagen afhing van hoe mensen mijn tekst voorlazen, en dan is het makkelijk om te denken: wat egoïstisch allemaal.
Door hoe er soms op de opleiding over kunst gedaan werd, alsof er een hoge en een lage variant van is, voelde ik me onzeker en ongezien en boos, want waar slaat dat objectieve gedoe in godsnaam op. Het is allemaal schreeuwen in een leeg, zwart gat. Schrijven bedoel ik dan, en ook schrijven over schrijven, en schrijven over hoe je moet praten over schrijven, en praten over dat je moet schrijven over waarom je schrijft zodat we zeker weten dat je niet ‘gewoon’ zit te schrijven, en praten over hoe je kan schrijven om te pitchen om betaald te schrijven voor mensen die betaald krijgen om te praten over wat jij geschreven hebt. Is er niet al genoeg geschreven? Moeten wij er per se allemaal bij? Zitten ze ‘op ons te wachten’? Wat ben ik aan het doen met mijn leven? Wie ben ik? Waar is de uitgang? Ik ga een echte baan zoeken.
Zo heb ik me vaak gevoeld de afgelopen drie jaar. Het is makkelijk om van schrijven iets egoïstisch te maken. Om de vraag te stellen waarom het zo nodig dat we allemaal naar mijn verhaal luisteren. Veel schrijvers voelen zich misschien wel zo. Schrijvers hebben veel talent voor zelfkritiek. Degene die ik heb leren kennen de afgelopen jaren in elk geval, en ikzelf ook. Allemaal bij elkaar lijken we werelden van elkaar verwijderd, de een wil post-kolonialistische sciencefiction, de ander wil iets over een kerktoren, sommige mensen zoeken een nieuwe vorm om het allemaal in te gieten, ik blijf maar ongewervelde dieren aanhalen, maar ergens zit in iedereen een kind dat dingen zei die niet begrepen werden, en daarom maar met hunzelf ging praten. Je weet hoe het voelt, als het nergens op slaat dat je het woord neemt. Daardoor kan je een soort noodzaak voelen om, al is het voor jezelf, te verantwoorden waarom je doet wat je doet, of schrijft wat je schrijft. Door mijn opleidingsgenoten heb ik geleerd die noodzaak, die ik toch wel als last ervaarde, los te laten. Ik ben namelijk heel blij dat zij doen wat zij doen, zonder te weten waarom.
Schrijven is een soort hele afwijkende manier van het woord nemen, het voelt daarom misschien alsof ik dan de enige ben die het woord neemt, maar het is eigenlijk niet egoïstischer dan een tirade tegen je partner houden over hoe kut je dag was, of je moeder door het dolle heen opbellen omdat je verliefd bent en het allemaal goedkomt. Allemaal zeer legitieme redenen om te spreken. Net zoals je sciencefiction kerktoren bewoond door een weekdier. Of je het nou zegt, of opschrijft.
Ik schrijf omdat ik op een of andere manier altijd moeite heb met in één keer zeggen wat ik bedoel, en dat wel lukt in anderhalve pagina tekst, en ik heb iets te vertellen. Verhalen over stoere meisjes en hun avonturen. Soms vind ik dat afgezaagd, maar dat is het eigenlijk niet. Ik weet niet of ik later ga schrijven voor geld of dat ik een vaste baan ga zoeken, maar wel dat het schrijven altijd de moeite waard blijft. Voor wie dan ook.